Sociale innovatie is een vernieuwing van de wijze waarop het werk in ondernemingen is georganiseerd, en wel op een zodanige wijze dat zowel arbeidsproductiviteit als kwaliteit van de arbeid daarmee gebaat zijn.
De term sociale innovatie is geïntroduceerd om onderscheid te maken met het traditionele begrip innovatie, waarmee meestal technologische innovatie wordt bedoeld.
Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse bedrijven veel kennis ontwikkelen. Het succes van innovatie wordt echter slechts voor 25% bepaald door R&D investeringen en voor 75% door factoren op het gebied van mens en organisatie. Volgens onderzoekers als prof. dr. H. W. Volberda zouden bedrijven meer moeten inzetten op organisatie- en managementvernieuwing.
Sociale innovatie, waar zit het verschil ?
Het verschil tussen het traditionele denken over innovatie en sociale innovatie is dat de laatste stroming de mens in het centrum van de vernieuwing stelt. Dit in tegenstelling tot de mainstream innovatieliteratuur, waarbij het vaak gaat om technologische vooruitgang (zoals het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en processen).
De stelling die sociale innovatie feitelijk poneert is dat door investeringen in mensen en de manier waarop zij samenwerken (systeemtheorie), gunstige voorwaarden worden gecreëerd waarin innovaties en prestatieverbeteringen sneller tot stand komen. Hiermee wordt – vaak impliciet – teruggegrepen naar theorie en concepten rondom de lerende organisatie en strategisch personeelsbeleid. Jaarlijks onderzoek van de Erasmus Universiteit (RSM) wijst inmiddels ook uit dat bedrijven die investeren in sociale innovatie een betere concurrentiepositie hebben. Ondanks dit feit is sociale innovatie niet voor alle bedrijven vanzelfsprekend.
Het Schatgraven dat wij als VAVIA inzetten is mede gebaseerd op Sociale Innovatie. Wij gaan met Schatgraven ook uit van Plezier in het werk zoals onderzocht door Harvard (Value Profit Chain). Meer hierover in ons white paper van maart 2013.